Sprayapplicatie / Sproeiapplicatie
Schematische tekening van sproeikop
Op 15.06.1979 werd met de Octrooiaanvraag DE 2924174 C2 een werkwijze en nozzle van een apparaat voor het aanbrengen van een lijm op een substraat ingediend.
De uitvinders Franz Hartmann, Alfred Böttcher en Carl Siegmann hadden een nieuw proces ontdekt om hotmelts te verwerken: de sproeiapplicatie vond met deze uitvinding zijn weg naar de industriële verwerking. Tot dat tijdstip was alleen de rupsbandapplicatie bekend. De claim beschrijft de volgende voordelen:
“(...)De voordelen van de uitvinding zijn in het bijzonder dat de vernevelde lijm als een dunne film een substraat raakt, waarbij de impactzone wordt bepaald door de vorm van de nozzle en de straalhoek van de vernevelde lijmstraal(,) evenals de afstand tussen nozzle en ondergrond. Ten opzichte van het bekende rupsvormige opbrengen van de lijm zijn zo volgens de uitvinding verlijmingen van grote oppervlakken met een overeenkomstig hoge sterkte van de lijmverbinding uit te voeren. Ten gevolge van de verneveling kunnen relatief grote oppervlakken van het substraat met een geringe hoeveelheid lijm gelijkmatig bedekt worden.(...)”
Sproeiapplicatie – algemeen
Momentopname: Sproeiapplicatie
Wanneer werkstukken over grote oppervlakken met elkaar verlijmd moeten worden, wordt voor de Sproeiapplicatie gekozen. Afhankelijk van de toepassing gebeurt de applicatie via een sproeiapplicatiekop of een pneumatisch handapparaat. Daarbij wordt een dunne lijmstreng door een voorverwarmde luchtwerveling naar de zijkant afgebogen, meegenomen en in de vorm van een ring op het werkstuk aangebracht. Door een relatieve beweging tussen het applicatieapparaat en het werkstuk kan een tweedimensionaal applicatiebeeld worden gegenereerd. Hierbij wordt niet het hele oppervlak met lijm bevochtigd, maar enkel een lijn gegenereerd en op het kruispunt van de ring verdikte punten.
Dit type applicatie wordt vooral bij verlijmingen van schuimstoffen, papier en karton gebruikt.
Niet elke hotmelt is voor gebruik in sproeiapplicatie geschikt. Lijmen met viscositeiten hoger dan 15.000 mPas kunnen niet of slechts moeizaam door sproeiapplicatie aangebracht worden. Door de hoge viscositeit kan geen dunne lijmstreng worden gevormd die door een luchtwerveling kan worden meegenomen.
Lijmen met korte opentijden kunnen eveneens niet worden gebruikt. Deze kunnen misschien zonder problemen aangebracht worden, maar ze koelen tijdens het aanbrengen zo sterk af dat ze hun adhesie verliezen. Door voorverwarmen van de sproeilucht kan dit effect verkleind worden.